“Wie van niets weet, denkt dat er twintig of dertig verschillende tv-zenders zijn. Net alsof er iets gebeurt wanneer je op die knopjes drukt! Ja, het beeld knippert en er komt een andere scène op tv. Maar als je beter kijkt, dan zie je dat de zogenaamde ‘nieuwe’ scène geheel aansluit bij wat je net ‘op de andere zender’ zag.”
Deze passage uit het boek van Wouter Kusters, Filosofie van de waanzin, geeft een kijkje in het hoofd van iemand die een psychotische episode meemaakt. Of liever, het geeft de lezer even de mogelijkheid om door de ogen van een psychotisch iemand naar de werkelijkheid te kijken, zoals die zich op dat moment aan ‘de waanzinnige’ voordoet.
Betekenisvolle wereld
“Ik probeer te laten zien dat het gaat om een betekenisvolle wereld die interessant is voor de persoon zelf, maar ook voor andere mensen,” vertelt Kusters tijdens het interview. Zijn nieuwste boek bevat naast dit soort psychotische passages ook een uitgebreide uiteenzetting over hoe filosofie en waanzin zich tot elkaar verhouden. In Kusters zelf vinden we ze alvast beide terug: naast taalkunde studeerde hij filosofie én bovendien is hij tweemaal in zijn leven een tijdje ‘waanzinnig’ geweest. Hij gebruikt zijn eigen ervaringen in zijn boek, maar deze vormen slechts een klein onderdeel van het vuistdikke werk.
Waanzin is van alle tijden en culturen, evenals filosofie, maar toch zijn volgens Kusters de twee uit elkaar gegroeid, vooral in de laatste decennia. De dominantie van biologische en medische benaderingen binnen het onderzoek en de behandeling van ‘geestesziekte’ speelde hierbij een belangrijke rol. De afstand die is ontstaan tussen filosofie en waanzin is betreurenswaardig, vindt Kusters, want de twee ‘gebieden’ kunnen veel van elkaar leren.
Filosofie en waanzin
Een van de belangrijkste taken van de filosofie is immers het ondervragen van de manier waarop wij de werkelijkheid ervaren en interpreteren. We hebben bepaalde aannames over de werkelijkheid nodig, zoals opvattingen over tijd en ruimte, om in het alledaagse leven te kunnen functioneren. Het zijn precies dit soort aannames die voor iemand die een psychose beleeft niet meer vanzelfsprekend zijn.
De onderwerpen waar de filosoof en de waanzinnige over nadenken, vertonen veel overeenkomsten.
De onderwerpen waar de filosoof en de waanzinnige over nadenken, vertonen dus veel overeenkomsten en in die zin kunnen ze elkaars wereld verrijken, meent Kusters. Een niet onbelangrijk verschil tussen de twee is dat de verwondering over de werkelijkheid bij de filosoof meestal binnen sociaal geaccepteerde kaders gebeurt (hij wordt er soms zelfs voor betaald), terwijl de verbazing van de waanzinnige abnormaal en soms zelfs gevaarlijk wordt genoemd en de waanzinnige vervolgens ook als zodanig wordt behandeld.
De scheidslijn tussen waanzinnigen/waanzin en filosofen/filosofie is echter lang niet zo eenduidig: Wouter Kusters is zeker niet de eerste filosoof die een waanzinnige periode meemaakte (denk bijvoorbeeld aan Plotinus, Blaise Pascal en Friedrich Nietzsche) en in zijn boek put hij dan ook uit de werken van deze denkers.
Voorbij normatieve opvattingen
Het is Kusters’ nadrukkelijke bedoeling de medisch/psychiatrische classificaties van waanzin met de sterk normatieve opvattingen over wat normaal is en wat niet, achter zich te laten en tot een nieuwe classificatie te komen die gebaseerd is op mystieke en filosofische ideeën. Het boek daagt de lezer uit om al te vaste opvattingen over de werkelijkheid (tijdelijk) achter zich te laten en op deze queeste mee te reizen.
Mijn interview met Wouter Kusters over zijn boek Filosofie van de Waanzin, dat verscheen in i-Filosofie, het tijdschrift van de Internationale School Voor Wijsbegeerte.