Categorieën
Artikelen Bibliotheek Bibliotheken

Het gezin als sleutel in aanpak laaggeletterdheid

Het gezin als sleutel in aanpak laaggeletterdheid

Dit artikel verscheen in Bibliotheekblad in het achtste nummer van 2018

In de Nederlandse samenleving wordt een goede beheersing van (digi)taalvaardigheden steeds belangrijker. Om volwaardig mee te kunnen doen in de maatschappij, is het belangrijk dat kinderen deze vaardigheden onder de knie krijgen. Binnen het onderwijs wordt hier hard aan gewerkt. Helaas beginnen veel kinderen hun schoolloopbaan al met een (taal)achterstand. Deze blijkt moeilijk in te lopen, ondanks alle ondersteuning vanuit het onderwijs en de extra taalinvesteringen die (mede door de Bibliotheek) worden gedaan. Hierdoor verlaat elk jaar een aanzienlijke groep kinderen het onderwijs met taalproblemen en zo vormt zich steeds weer een nieuwe aanwas laagtaalvaardigen. Zij lopen tegen problemen aan, bijvoorbeeld als het gaat om werk en gezondheid, waardoor hun materiële en immateriële welvaart achterblijft bij andere Nederlanders. Ook op de samenleving als geheel heeft laaggeletterdheid een negatief effect.[1]

Waarom is deze kwestie toch zó hardnekkig terwijl er aan alle kanten (zowel preventief als curatief) wordt geïnvesteerd in oplossingen? Een van de redenen is dat bestaande benaderingen zich nog niet genoeg richten op de mensen met wie en de periode waarin de meeste winst valt te behalen.

Oúders hebben de grootste invloed op de taalontwikkeling van kinderen, vooral in de periode voordat een kind naar de kinderopvang of school gaat. In die tijd wordt het fundament gelegd voor de latere taalvaardigheid en het vermogen om te denken en leren. Helaas hebben veel ouders, vooral wanneer ze zelf moeite hebben met taal, niet de vaardigheden om deze ontwikkeling op een goede manier te stimuleren.[2] Sterker nog: veel ouders zijn zich niet bewust van hun enorme invloed, terwijl zij in positieve én negatieve zin het verschil kunnen maken.

En verschil is er. Terwijl de kwantiteit en kwaliteit van taalstimulering van doorslaggevende betekenis is bij het ontstaan van een taalachterstand, hebben sommige kinderen nog voordat ze 4 zijn al 30 miljoen minder woorden gehoord dan leeftijdsgenootjes.[3]

Ondersteuning voor laagtaalvaardige ouders

Gezien de cruciale rol van ouders bij de taalontwikkeling van kinderen, lijkt het vanzelfsprekend om laagtaalvaardige ouders ondersteuning te bieden, zodat zij de taalontwikkeling van hun kinderen positief leren te beïnvloeden. In de praktijk blijft de aandacht voor deze groep echter nog enorm achter.

Binnen de kraamzorg en verloskunde, die in deze context een preventieve rol zouden kunnen spelen, horen ouders (te) weinig over het belang van goede communicatie met hun baby. Op het consultatiebureau wordt regelmatig onderzocht hoe kinderen zich ontwikkelen, maar als de taalontwikkeling achterblijft, is er vervolgens niet altijd structurele ondersteuning voor ouders om hieraan te werken. En er bestaan VVE-programma’s met een ‘oudercomponent’, maar deze oudercomponent wordt met wisselend succes uitgevoerd. Bovendien zijn VVE-programma’s gericht op kinderen van 2 tot 6 die al achterstanden hebben, terwijl er in de leeftijd 0-2 al veel zou kunnen gebeuren om (taal)achterstanden te voorkomen.

De Bibliotheek en andere landelijke en lokale organisaties bieden een aantal programma’s aan die ouders ondersteunen bij het (voor)lezen en praten, zoals BoekStart, Taal voor Thuis en de VoorleesExpress. De effectiviteit van veel gezinsgerichte programma’s is echter nu nog te beperkt als het gaat om het op grote schaal bereiken en ondersteunen van specifiek de groep laagtaalvaardige ouders met jonge kinderen (0-4).

Gezinsgerichte aanpak

Genoeg reden dus om meer te investeren in een krachtige gezinsaanpak. Bibliotheken hebben veel in huis om op dit vlak een sterke(re) rol te pakken. Niet alleen heeft de Bibliotheek aanzienlijke expertise op het gebied van lezen en voorlezen, onder andere aan heel jonge kinderen. Ook is er vanuit de bibliotheek steeds meer aandacht voor laagtaalvaardige (jong)volwassenen (waarvan een groot deel jonge kinderen heeft[4]). Een gezinsaanpak zou een koppeling betekenen van doelgroepen die al onderdeel zijn van de meerjarenstrategie van de meeste Bibliotheken, maar die nu doorgaans afzonderlijk worden benaderd.

Een grotere focus op het laagtaalvaardige gezin als geheel is niet alleen intrinsiek waardevol. Het biedt de bibliotheek ook mogelijkheden haar positie te verstevigen. De beweging binnen de sector van een ‘traditionele’ naar een meer maatschappelijk betrokken bibliotheek, kan kracht worden bijgezet wanneer het verhaal richting de gemeente over de aanpak van laaggeletterdheid wordt aangescherpt met een focus op het gezin. De gezinsaanpak biedt de Bibliotheek een nieuwe kans om met gemeenten en andere netwerkpartners in gesprek te gaan wat, idealiter, tot een betere lokale samenwerking en een gunstigere verdeling van middelen moet leiden.

De Bibliotheek in beweging

Het idee dat het gezin de plek is waar het verschil kan worden gemaakt, begint in de bibliotheeksector gelukkig steeds meer aan kracht te winnen. Zo worden er in opdracht van Kunst van Lezen[5] verschillende programma’s en onderzoeken uitgevoerd om de focus op het laagtaalvaardige gezin te vergroten. Uit dit onderzoek blijkt onder meer dat, als een Bibliotheek serieus werk wil maken van een gezinsgericht aanpak, dit niet alleen vraagt om een reflectie op haar positie binnen het lokale netwerk, maar ook om een kritisch blik op de eigen organisatie. De hele bibliotheekorganisatie zal bij de nieuwe focus moeten meebewegen, wat alleen mogelijk is als hier intern genoeg middelen voor worden vrijgemaakt.

Die beweging begint met het creëren van bewustzijn over het onderwerp binnen de organisatie. Dit lijkt een eenvoudig te negeren stap, maar zonder expliciet de aandacht op het onderwerp te vestigen, wordt het lastig duurzame verandering in de organisatie te bewerkstelligen. En duurzaamheid is hier een sleutelwoord, want het bieden van ondersteuning aan ouders is een kwestie van kleine stapjes en een lange adem. Wanneer de hele organisatie is doordrongen van het belang van de focus op ouders, doemt vaak de vraag op: ‘Hoe moeten we laagtaalvaardige ouders dan benaderen?’. Op deze vraag bestaat geen kant-en-klaar antwoord. Naarmate er echter meer gezinsgericht programma’s komen, groeit ook de kennis over wat wel en niet werkt. Er worden nu al relevante trainingen en andere instrumenten ontwikkeld. Binnen een dergelijk work-in-progress model kan er voortdurend worden voortgebouwd op wat er in de praktijk gebeurt.

De volgende stap is het versterken van de samenwerking binnen de bibliotheekorganisatie, door een effectievere overlegstructuur en kennisdeling. Weet de medewerker die BoekStart in de kinderopvang coördineert ook hoe het Taalhuis werkt? Is er goed contact tussen de front- en backoffice zodat kwetsbare mensen niet ‘kwijtraken’ tijdens een doorverwijzing? Enzovoorts.

Wanneer binnen de organisatie de juiste mensen elkaar weten te vinden, wordt het ook eenvoudiger om een sterk aanbod aan programma’s en diensten te verzorgen waarbij de behoeften van de doelgroep leidend zijn. Vaak is het verbinden of licht uitbreiden van bestaande programma’s voldoende om het gezin als geheel beter te kunnen ondersteunen. Er wordt immers al veel georganiseerd voor jonge kinderen en voor laagtaalvaardigen (waaronder veel ouders). Bovendien zijn er al verschillende programma’s met een meer gezinsgerichte aanpak landelijk (zoals de BoekStartcoach) of lokaal ontwikkeld.

De juiste positie in het lokale netwerk

Met een overtuigend verhaal over het belang van een gezinsaanpak, kan de Bibliotheek het gevoel van urgentie bij de netwerkpartners aanwakkeren en aanzetten tot reflectie op hun eigen rol. Naast gesprekken met bestaande samenwerkingspartners, zoals scholen en kinderopvang, kunnen ook nieuwe(re) partners, zoals het consultatiebureau, de kraamzorg en de verloskundigenpraktijk worden benaderd. Binnen de gemeente is het zinvol om niet alleen de beleidsmedewerkers en wethouders voor cultuur en educatie op te zoeken maar ook de ambtenaren en bestuurders van sociale zaken.

Naast het verkondigen van een eigen verhaal, zal de Bibliotheek ook moeten ophalen welke behoeften en belangen er spelen bij de samenwerkingspartners, die (vaker dan de Bibliotheek) in direct contact staan met de ouders. Het is de kunst om binnen het netwerk duidelijk te krijgen welke verantwoordelijkheden iedereen op zich kan en wil nemen. Het is daarom voor de Bibliotheek belangrijk om goed na te denken over welke verantwoordelijkheden wel en zeker ook welke niet bij haar passen.

Meer impact

Voor een grotere impact op de laaggeletterdheidsproblematiek is een sterke ondersteuning van laagtaalvaardige ouders binnen een gezinsgerichte aanpak nodig. Bibliotheken kunnen hierbij zeker een rol spelen, na zorgvuldig te bepalen hoe de expertise en verantwoordelijkheden binnen het lokale netwerk zijn verdeeld. Om haar rol succesvol te pakken, moet de Bibliotheek echter ook de eigen organisatie meer (in)richten op het laagtaalvaardige gezin.

 

Samen met Marie-Anne Raaijmakers voer ik verschillende onderzoeken en strategische trajecten uit in opdracht van Kunst van Lezen. Hierbij onderzoeken we onder meer hoe een bibliotheek binnen haar eigen organisatie en het lokale netwerk kan toewerken naar een betere ondersteuning van laagtaalvaardige gezinnen. Dit artikel is gebaseerd op de tot nu toe opgedane ervaringen.

 

 

[1] In opdracht van Stichting Lezen & Schrijven voerde PricewaterhouseCoopers een onderzoek uit naar de kosten van laaggeletterdheid. Volgens dit onderzoek bedragen de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid zo’n €1,13 miljard per jaar.

[2] Stichting Lezen (2017) Leesbevordering in gezinnen met weinig leescultuur, 13. Dit rapport en vele andere onderzoeken over leesbevordering zijn te vinden op https://www.leesmonitor.nu/nl.

[3] Dana Suskind (2017) Thirty Million Words. Building a child’s brain, 34-35.

[4] De helft van de laaggeletterden in Nederland heeft een kind onder de 18 jaar (Bron: Stichting Lezen (2017) Leesbevordering in gezinnen met weinig leescultuur, 8).

[5] Kunst van Lezen (www.kunstvanlezen.nl) is het leesbevorderingsprogramma van OCW, uitgevoerd door Stichting Lezen en de Koninklijke Bibliotheek, en vormt het preventieve onderdeel van het actieprogramma Tel mee met Taal (2016-2019) van het Kabinet, zie www.telmeemettaal.nl.

Categorieën
Artikelen Cultuur Filosofie Interviews Portfolio Techniek Uncategorized Voorpagina

Een lofzang op de internetgeneratie

De wereld onder de duimNu eens een keer geen doemscenario’s over de internetgeneratie, maar een ware lofzang. Dat is het geluid dat de Franse filosoof Michel Serres laat horen in zijn boek De wereld onder de duim. Met de filosoof Karim Benammar praten we over de veranderingen in macht, kennis en onderwijs die Serres beschrijft.

‘De prille scholier en de jonge studente van nu hebben nog nooit een boerenhoeve met koe, schaap of geit gezien,’ zo begint Serres. De lichte overdrijving in deze zin past bij de toon van het boek. ‘Het is een manifest,’ legt Benammar uit, ‘Serres wil een punt maken.’ Het gaat Serres vooral om het aanmoedigen van een positieve kijk op de manier waarop het internet de wereld heeft veranderd.

Categorieën
Artikelen Blog Cultuur Portfolio Uncategorized Voorpagina

Zoekend naar woorden

Wie wint de woordenschatwedstrijd?

Ik Britse Vlagdacht altijd dat het Engels een veel grotere woordenschat had dan het Nederlands. Zoals zoveel dingen in het leven, blijkt ook dat iets anders te liggen. Mijn inschatting had vooral te maken met het gevoel dat er zo ongelooflijk veel synoniemen bestaan in het Engels. Dat van die hoeveelheid synoniemen klopt wel zo’n beetje en heeft onder andere te maken met de grote invloed van zowel het Germaans én Romaans op deze taal, terwijl in het Nederlands die Romaanse invloed veel minder groot is: neem bijvoorbeeld het Nederlandse woord ‘vrijheid’, waar je in het Engels twee opties voor hebt, ‘liberty’ (Romaanse wortels) en ‘freedom’ (Germaanse wortels).

Categorieën
Artikelen Blog Filosofie Interviews Portfolio Psychologie Voorpagina

Er moet gestorven worden

Tumult bij de uitgang. Lijden, lachen en denken rond het graf. Bert KeizerTerwijl hij er zelf smakelijk over kan vertellen vindt Bert Keizer dat we toch vooral de dood niet moeten proberen ‘op te leuken’. Dat gebeurt de laatste tijd te veel, volgens hem, met uitvaarten waar vooral iemands leven wordt gevierd, in plaats van dat er bij zijn dood wordt stilgestaan. ‘Je kunt natuurlijk niet elke dag opstaan met het idee van “Waar op Zorgvlied wil ik nou precies liggen?”. Dat is verschrikkelijk, dat is dodend. En even stom is het, vind ik, om te doen alsof dat niet aan de orde is, want er moet gestorven worden.’ Zijn nieuwste werk Tumult bij de uitgang staat dan ook vol overpeinzingen over sterven en de dood.

De dood is altijd aanwezig

Bert Keizer is filosoof en verpleeghuisarts. In die laatste rol is de dood altijd in een of andere vorm aanwezig, soms stampvoetend in de kamer, soms op de loer liggend, net om de hoek, maar altijd onontkoombaar. Die wetenschap is nog niet zo makkelijk om te zetten in handelen; ook niet, of misschien juist niet voor een arts: ‘Ik heb in mijn werk geleerd om, als iemand bovenaan de lijst staat om te sterven, dat ook op tafel te leggen en daar gewoon over te praten. Dat vond ik wel moeilijk in het begin.’

Categorieën
Artikelen Filosofie Interviews Portfolio Psychologie Voorpagina

De waanzinnige werkelijkheid

Filosofie van de waanzin“Wie van niets weet, denkt dat er twintig of dertig verschillende tv-zenders zijn. Net alsof er iets gebeurt wanneer je op die knopjes drukt! Ja, het beeld knippert en er komt een andere scène op tv. Maar als je beter kijkt, dan zie je dat de zogenaamde ‘nieuwe’ scène geheel aansluit bij wat je net ‘op de andere zender’ zag.”

Deze passage uit het boek van Wouter Kusters, Filosofie van de waanzin, geeft een kijkje in het hoofd van iemand die een psychotische episode meemaakt. Of liever, het geeft de lezer even de mogelijkheid om door de ogen van een psychotisch iemand naar de werkelijkheid te kijken, zoals die zich op dat moment aan ‘de waanzinnige’ voordoet.

Betekenisvolle wereld

“Ik probeer te laten zien dat het gaat om een betekenisvolle wereld die interessant is voor de persoon zelf, maar ook voor andere mensen,” vertelt Kusters tijdens het interview. Zijn nieuwste boek bevat naast dit soort psychotische passages ook een uitgebreide uiteenzetting over hoe filosofie en waanzin zich tot elkaar verhouden. In Kusters zelf vinden we ze alvast beide terug: naast taalkunde studeerde hij filosofie én bovendien is hij tweemaal in zijn leven een tijdje ‘waanzinnig’ geweest. Hij gebruikt zijn eigen ervaringen in zijn boek, maar deze vormen slechts een klein onderdeel van het vuistdikke werk.

Categorieën
Artikelen Filosofie Interviews Portfolio Techniek Voorpagina

Techniek is menselijk

Op 6 maart interviewde ik Jos de Mul over het essay dat hij schreef voor de Maand van de Filosofie 2014. Het gefilmde interview plus de bijgaande tekst verschenen eerder al in i-Filosofie, het tijdschrift van de ISVW.

Kunstmatig van nature

Voor de Maand van de Filosofie 2014 schreef Jos de Mul, professor in de Wijsgerige Antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, het essay Kunstmatig van Nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0. De Mul beschrijft de rol die technologie in het leven van de mensheid heeft gespeeld, vanaf het allereerste begin tot nu. Ook geeft hij een beeld van hoe deze relatie in de toekomst zou kunnen veranderen.